Aids 2
Door: Niek de Goeij
Blijf op de hoogte en volg Niek
31 Maart 2004 | Honduras, San Pedro Sula
Hallo allemaal......
mijn vorige bericht ging over het feit dat de vader van twee meisjes van het huis Our Little Roses (www.ourlittleroses.nl) in Santa Rosa de Copan, Honduras, op sterven ligt. De man heeft aids en de verwachting was vrijdagmiddag dat hij nog maar heel kort te leven zou hebben.
Afgelopen vrijdagmiddag dus sprak ik met beide meisjes Laly en Elizabeth en hun belangrijkste vraag was of ze de stervende vader wilden zien of niet. De psycholoog van de organisatie hier raadde het hen af, omdat er weinig van hem over zou zijn in dit stadium van zijn ziekte. Vrijdagavond hakten Laly en Elizabeth de knoop door en besloten hun vader op zijn sterfbed op te willen zoeken. Ze vroegen de psycholoog hen te brengen en ze vroegen of ik mee wilden, om ze te ondersteunen. Dit laatste had ik niet verwacht. En zo stond ik dus zondagmorgen op met lood in de schoenen, om met twee jonge vrouwen een bezoek te brengen aan een arm publiek ziekenhuis in een arme stad om hun stervende vader, de enige die hen in de zes jaar in Our Little Roses van de familie is komen opzoeken. Het had mijn gemoederen behoorlijk bezig gehouden.
Zondagochtend om zeven uur stond ik op het Huis de meiden op te wachten. Ze waren netjes gekleed, ik had me ook afgevraagd wat aan te trekken, wat trek je tenslotte aan voor zo een gelegenheid. Met de psycholoog, een maestra van het Huis en de twee meiden togen we naar Santa Rosa de Copan, een rit van ongeveer 2,5 uur. De rit zelf is prachtig en ondanks de zware vooruitzichten werd er wat gepraat en zelfs gelachen. Aangekomen in Santa Rosa de Copan zochten we het ziekenhuis op en daar aangekomen werden we opgewacht door de stiefmoeder van de beide meiden.
De korte achtergrond is dat Laly en Elizabeth en haar vader verlaten werden door haar moeder toen Laly, nu 19, een jaar of 8 was. Een korte tijd later kwam de stiefmoeder bij heb inwonen en toen liep de situatie steeds verder uit de hand. Uiteindelijk was de stiefmoeder niet blij met Laly en Elizabeth en op een bepaald moment verloor ook hun vader zijn controle en begon de ellende. Zowel stiefmoeder als vader mepten de meiden door het huis en de fysieke mishandeling was zo ernstig en structureel dat een buurvrouw aangifte deed en de meiden werden meegenomen om een jaar bij hun oma te wonen, de moeder van hun vader. Deze oudere dame echter kon niet goed voor ze zorgen en nadat de meiden een jaar praktisch op straat hadden gewoond kwamen ze terecht in Our Little Roses.
Diezelfde stiefmoeder nu viel ze in de armen, in tranen, met de misere van een man die stervende is van Aids, in de wetenschap dat ze zelf ook geinfecteerd is en eenzelfde afschuwelijke dood kan verwachten. Er is voor deze mensen gewoon geen hulp. En passant werden Laly en Elizabeth voorgesteld aan hun zevenjarig broertje waar ze niet eens van zijn bestaan wisten, en ik kon niet ophouden mezelf af te vragen of ook dit kindje besmet zou zijn met HIV. Dit gaf ik later aan aan de psycholoog en die zei dat hij de moeder dringend verzocht had het kind te laten testen. Ook oma was er, de oude dame waar Laly en Elizabeth bij woonden en dat was wel een hartelijk weerzien. Een bijzonder fragiele vrouw die trots was dat haar kleinkinderen nu "bij die gringo" (ze bedoelde mij) wonen.
Met zeven man gingen we uiteindelijk het ziekenhuis binnen. Een gammel gebouw met golfplaten dak. Ik probeerde uit te zoeken waar eventueel een operatiezaal kon zijn, maar kon niet inschatten dat er een ruimte was die steriel kon zijn. Alles was open en roestig, hoewel naar Hondurese standaarden dan toch weer schandalig schoon.
Voor de ingang van de zaal waar de vader lag nam de psycholoog, die nog een paar jaar seminarie heeft gedaan voordat hij psychologie ging studeren, het woord en in een soortement van gebed wenste hij de meiden en hun vader een goed afscheid toe. Ik kon er op dat moment met mijn hoofd niet bij dat dit een hopeloze situatie was, dat hier geen hoop was, dat de meiden gingen kijken naar hun stervende vader.
Met zijn vijven, de psycholoog, de meiden, hun oma en stiefmoeder gingen ze naar binnen en de maestra en ik wachtten buiten. Ik wilde naar binnen, "mijn" meiden ondersteunen in dit afschuwelijke moment, maar begreep (voor een keer) mijn plaats. Door insektengaas hield ik de situatie in de gaten. Laly boog zich over het bed, Elizabeth niet, er was iets van een gebed en na een klein half uur kwam men weer naar buiten, Laly en Elizabeth huilend.
Ik probeerde Laly te troosten terwijl de maestra voor Elizabeth zorgde en daarna nam ik hen beiden mee om de afscheidsbrieven naar hun vader te brengen. Die brieven hadden ze geschreven voor het geval ze de confrontatie ter plekke toch niet aan zouden durven. Het bleek dat de meiden niet met hun vader hebben gesproken. Er is in dat kleine half uur niets gezegd, ik begrijp dat er gewoon niets te zeggen viel.
Toen kwam dus het moment dat ik die zaal op ging. Alles bij elkaar lag er rond de 15 man, allemaal stervend van Aids, allemaal kansloos. Er was een jongen van een jaar of 12, net beginnend snorretje, er waren mannen van middelbare leeftijd en er waren oudere mannen. Wat bij allemaal duidelijk was was dat er geen hoop voor ze was. Dat was ze aan te zien, fysiek zowel als in de ogen: deze mensen gaan kansloos dood. Dit waren nog maar schaduwen van mensen, verschrikkelijk mager, levervlekken in het gezicht. Sommigen hadden duidelijk pijn en een enkeling schreeuwde af en toe, een oude dame stond bij het bed van haar man, of broer, liefdevol verzorgend, pratend tegen hem, deken over een voet.
De ene minuut dat ik me stond te orienteren werd ik me pijnlijk bewust van de tragedie in die zaal. Het was de eerste keer dat ik in een uithoek van dit land als lange Hollander een ruimte binnen kom en dat niemand verbaasd opkeek om die Gringo die daar binnen komt. De man die door de oude dame verzorgd werd stierf op mijn moment van orientatie twee keer, althans, dat dacht ik, en kreeg toch weer wat licht in zijn ogen.
Elizabeth, die de brieven bij zich droeg, liep door naar de hoek links achterin en ik liep door, niet wetend hoe of waar te kijken. Aangekomen bij het bed gaf Elizabeth de brieven en ging weg. Ik stond, met de maestra achter mij, aan het bed van de vader van Laly en Elizabeth, een man die in goede gezondheid langer dan ik moet zijn geweest en een kolos van eem man naar ik me heb laten vertellen. Deze man was uitgemergeld met een ingevallen gezicht en benige schouders, hij zal geen 50 kilo hebben gewogen. Zijn handen waren de enige tekenen van zijn vroegere omvang en het waren diezelfde handen die vroeger zijn dochters van 7 en 9 door het huis sloegen. Communicatie was moeilijk omdat ook hij duidelijk pijn had. Ik wist me niet goed raad met de situatie, maar hervond mijzelf en vertelde de man dat hij zich geen zorgen hoefde te maken over de meiden, ze zijn veilig bij ons in Our Little Roses en maken het goed. Het zal ze goed vergaan. Ik hielp de man een beetje overeind omdat hij dacht zo wat comfortabeler te liggen, gaf hem een aai over de bol, een kus op zijn voorhoofd en ging. Het had geen 2 minuten in beslag genomen.
De stemming was verschrikkelijk mineur op het moment dat we buiten kwamen. Na afscheid genomen te hebben van de familie, met de boodschap ons te bellen als hun vader is gestorven zodat we naar de begrafenis kunnen, zijn we naar het centrum van Santa Rosa de Copan gegaan en hebben daar in de Katholieke kerk op het Parque Central de mis bijgewoond. Het was tenslotte pas 11 uur 's ochtends. De kerk puilde uit met zo'n 600 man en ik had stiekem alweer een beetje plezier in de pastoor, de goede man, die tijdens het Vredesritueel zonder dollen van IEDEREEN de hand ging schudden. Het koortje had een feestdag want die konden zo een concertje van 7 valse nummers afdraaien terwijl meneer pastoor een zwaar gekneusde rechter schudhand opliep.
Na de mis zijn we een hapje gaan eten in het restaurant van een leeg hotel. Het eten was wat je verwachten mocht en de naar ik dacht veilige keus van een hamburger staat inmiddels met dikke stip op 1 als de slechtste in de geschiedenis van de mensheid.
Enfin, om een uurtje of 4 waren we weer, allemaal redelijk uitgeput, in San Pedro Sula en we gingen uit elkaar. Ik heb Laly en Elizabeth later even opgezocht en toen waren ze alweer in hun vertrouwde omgeving van hun kamer in het huis Our Little Roses. We hebben even gepraat, maar het praten over hoe ze het hebben ervaren heb ik aan hun overgelaten. Ze lijken er redelijk mee om te gaan.
Zo, nu een 48 uur later, ben ik nog steeds erg onder de indruk van deze gebeurtenis. Ikzelf ben er redelijk rustig onder, alhoewel de aids-epidemie en de manier waarop daar wereldwijd een ongelijkheid tussen rijk en arm in ontstaat me furieus maakt. Het is met name de eindeloze triestigheid van die wegterende mensen die me diep heeft geraakt. Nu staan we nog voor het feit dat op korte termijn een begrafenis van de vader komt. Eerlijk gezegd had ik verwacht dat hij nu al gestorven zou zijn. Komende vrijdag neem ik wat (welverdiende vind ik zelf) dagen paasvakantie en ik hoop niet dat hij dan sterft, want ik wil de meiden ook weer kunnen ondersteunen bij de begrafenis, het eindstation van hun gezin.
Groet vanuit koel en triest Santa Rosa de Copan,
Niek de Goeij
mijn vorige bericht ging over het feit dat de vader van twee meisjes van het huis Our Little Roses (www.ourlittleroses.nl) in Santa Rosa de Copan, Honduras, op sterven ligt. De man heeft aids en de verwachting was vrijdagmiddag dat hij nog maar heel kort te leven zou hebben.
Afgelopen vrijdagmiddag dus sprak ik met beide meisjes Laly en Elizabeth en hun belangrijkste vraag was of ze de stervende vader wilden zien of niet. De psycholoog van de organisatie hier raadde het hen af, omdat er weinig van hem over zou zijn in dit stadium van zijn ziekte. Vrijdagavond hakten Laly en Elizabeth de knoop door en besloten hun vader op zijn sterfbed op te willen zoeken. Ze vroegen de psycholoog hen te brengen en ze vroegen of ik mee wilden, om ze te ondersteunen. Dit laatste had ik niet verwacht. En zo stond ik dus zondagmorgen op met lood in de schoenen, om met twee jonge vrouwen een bezoek te brengen aan een arm publiek ziekenhuis in een arme stad om hun stervende vader, de enige die hen in de zes jaar in Our Little Roses van de familie is komen opzoeken. Het had mijn gemoederen behoorlijk bezig gehouden.
Zondagochtend om zeven uur stond ik op het Huis de meiden op te wachten. Ze waren netjes gekleed, ik had me ook afgevraagd wat aan te trekken, wat trek je tenslotte aan voor zo een gelegenheid. Met de psycholoog, een maestra van het Huis en de twee meiden togen we naar Santa Rosa de Copan, een rit van ongeveer 2,5 uur. De rit zelf is prachtig en ondanks de zware vooruitzichten werd er wat gepraat en zelfs gelachen. Aangekomen in Santa Rosa de Copan zochten we het ziekenhuis op en daar aangekomen werden we opgewacht door de stiefmoeder van de beide meiden.
De korte achtergrond is dat Laly en Elizabeth en haar vader verlaten werden door haar moeder toen Laly, nu 19, een jaar of 8 was. Een korte tijd later kwam de stiefmoeder bij heb inwonen en toen liep de situatie steeds verder uit de hand. Uiteindelijk was de stiefmoeder niet blij met Laly en Elizabeth en op een bepaald moment verloor ook hun vader zijn controle en begon de ellende. Zowel stiefmoeder als vader mepten de meiden door het huis en de fysieke mishandeling was zo ernstig en structureel dat een buurvrouw aangifte deed en de meiden werden meegenomen om een jaar bij hun oma te wonen, de moeder van hun vader. Deze oudere dame echter kon niet goed voor ze zorgen en nadat de meiden een jaar praktisch op straat hadden gewoond kwamen ze terecht in Our Little Roses.
Diezelfde stiefmoeder nu viel ze in de armen, in tranen, met de misere van een man die stervende is van Aids, in de wetenschap dat ze zelf ook geinfecteerd is en eenzelfde afschuwelijke dood kan verwachten. Er is voor deze mensen gewoon geen hulp. En passant werden Laly en Elizabeth voorgesteld aan hun zevenjarig broertje waar ze niet eens van zijn bestaan wisten, en ik kon niet ophouden mezelf af te vragen of ook dit kindje besmet zou zijn met HIV. Dit gaf ik later aan aan de psycholoog en die zei dat hij de moeder dringend verzocht had het kind te laten testen. Ook oma was er, de oude dame waar Laly en Elizabeth bij woonden en dat was wel een hartelijk weerzien. Een bijzonder fragiele vrouw die trots was dat haar kleinkinderen nu "bij die gringo" (ze bedoelde mij) wonen.
Met zeven man gingen we uiteindelijk het ziekenhuis binnen. Een gammel gebouw met golfplaten dak. Ik probeerde uit te zoeken waar eventueel een operatiezaal kon zijn, maar kon niet inschatten dat er een ruimte was die steriel kon zijn. Alles was open en roestig, hoewel naar Hondurese standaarden dan toch weer schandalig schoon.
Voor de ingang van de zaal waar de vader lag nam de psycholoog, die nog een paar jaar seminarie heeft gedaan voordat hij psychologie ging studeren, het woord en in een soortement van gebed wenste hij de meiden en hun vader een goed afscheid toe. Ik kon er op dat moment met mijn hoofd niet bij dat dit een hopeloze situatie was, dat hier geen hoop was, dat de meiden gingen kijken naar hun stervende vader.
Met zijn vijven, de psycholoog, de meiden, hun oma en stiefmoeder gingen ze naar binnen en de maestra en ik wachtten buiten. Ik wilde naar binnen, "mijn" meiden ondersteunen in dit afschuwelijke moment, maar begreep (voor een keer) mijn plaats. Door insektengaas hield ik de situatie in de gaten. Laly boog zich over het bed, Elizabeth niet, er was iets van een gebed en na een klein half uur kwam men weer naar buiten, Laly en Elizabeth huilend.
Ik probeerde Laly te troosten terwijl de maestra voor Elizabeth zorgde en daarna nam ik hen beiden mee om de afscheidsbrieven naar hun vader te brengen. Die brieven hadden ze geschreven voor het geval ze de confrontatie ter plekke toch niet aan zouden durven. Het bleek dat de meiden niet met hun vader hebben gesproken. Er is in dat kleine half uur niets gezegd, ik begrijp dat er gewoon niets te zeggen viel.
Toen kwam dus het moment dat ik die zaal op ging. Alles bij elkaar lag er rond de 15 man, allemaal stervend van Aids, allemaal kansloos. Er was een jongen van een jaar of 12, net beginnend snorretje, er waren mannen van middelbare leeftijd en er waren oudere mannen. Wat bij allemaal duidelijk was was dat er geen hoop voor ze was. Dat was ze aan te zien, fysiek zowel als in de ogen: deze mensen gaan kansloos dood. Dit waren nog maar schaduwen van mensen, verschrikkelijk mager, levervlekken in het gezicht. Sommigen hadden duidelijk pijn en een enkeling schreeuwde af en toe, een oude dame stond bij het bed van haar man, of broer, liefdevol verzorgend, pratend tegen hem, deken over een voet.
De ene minuut dat ik me stond te orienteren werd ik me pijnlijk bewust van de tragedie in die zaal. Het was de eerste keer dat ik in een uithoek van dit land als lange Hollander een ruimte binnen kom en dat niemand verbaasd opkeek om die Gringo die daar binnen komt. De man die door de oude dame verzorgd werd stierf op mijn moment van orientatie twee keer, althans, dat dacht ik, en kreeg toch weer wat licht in zijn ogen.
Elizabeth, die de brieven bij zich droeg, liep door naar de hoek links achterin en ik liep door, niet wetend hoe of waar te kijken. Aangekomen bij het bed gaf Elizabeth de brieven en ging weg. Ik stond, met de maestra achter mij, aan het bed van de vader van Laly en Elizabeth, een man die in goede gezondheid langer dan ik moet zijn geweest en een kolos van eem man naar ik me heb laten vertellen. Deze man was uitgemergeld met een ingevallen gezicht en benige schouders, hij zal geen 50 kilo hebben gewogen. Zijn handen waren de enige tekenen van zijn vroegere omvang en het waren diezelfde handen die vroeger zijn dochters van 7 en 9 door het huis sloegen. Communicatie was moeilijk omdat ook hij duidelijk pijn had. Ik wist me niet goed raad met de situatie, maar hervond mijzelf en vertelde de man dat hij zich geen zorgen hoefde te maken over de meiden, ze zijn veilig bij ons in Our Little Roses en maken het goed. Het zal ze goed vergaan. Ik hielp de man een beetje overeind omdat hij dacht zo wat comfortabeler te liggen, gaf hem een aai over de bol, een kus op zijn voorhoofd en ging. Het had geen 2 minuten in beslag genomen.
De stemming was verschrikkelijk mineur op het moment dat we buiten kwamen. Na afscheid genomen te hebben van de familie, met de boodschap ons te bellen als hun vader is gestorven zodat we naar de begrafenis kunnen, zijn we naar het centrum van Santa Rosa de Copan gegaan en hebben daar in de Katholieke kerk op het Parque Central de mis bijgewoond. Het was tenslotte pas 11 uur 's ochtends. De kerk puilde uit met zo'n 600 man en ik had stiekem alweer een beetje plezier in de pastoor, de goede man, die tijdens het Vredesritueel zonder dollen van IEDEREEN de hand ging schudden. Het koortje had een feestdag want die konden zo een concertje van 7 valse nummers afdraaien terwijl meneer pastoor een zwaar gekneusde rechter schudhand opliep.
Na de mis zijn we een hapje gaan eten in het restaurant van een leeg hotel. Het eten was wat je verwachten mocht en de naar ik dacht veilige keus van een hamburger staat inmiddels met dikke stip op 1 als de slechtste in de geschiedenis van de mensheid.
Enfin, om een uurtje of 4 waren we weer, allemaal redelijk uitgeput, in San Pedro Sula en we gingen uit elkaar. Ik heb Laly en Elizabeth later even opgezocht en toen waren ze alweer in hun vertrouwde omgeving van hun kamer in het huis Our Little Roses. We hebben even gepraat, maar het praten over hoe ze het hebben ervaren heb ik aan hun overgelaten. Ze lijken er redelijk mee om te gaan.
Zo, nu een 48 uur later, ben ik nog steeds erg onder de indruk van deze gebeurtenis. Ikzelf ben er redelijk rustig onder, alhoewel de aids-epidemie en de manier waarop daar wereldwijd een ongelijkheid tussen rijk en arm in ontstaat me furieus maakt. Het is met name de eindeloze triestigheid van die wegterende mensen die me diep heeft geraakt. Nu staan we nog voor het feit dat op korte termijn een begrafenis van de vader komt. Eerlijk gezegd had ik verwacht dat hij nu al gestorven zou zijn. Komende vrijdag neem ik wat (welverdiende vind ik zelf) dagen paasvakantie en ik hoop niet dat hij dan sterft, want ik wil de meiden ook weer kunnen ondersteunen bij de begrafenis, het eindstation van hun gezin.
Groet vanuit koel en triest Santa Rosa de Copan,
Niek de Goeij
-
31 Maart 2004 - 19:20
BART:
Hou je taai jongen. Indrukwekkend verhaal weer. -
01 April 2004 - 09:49
Jeanny:
Soms weet ik niet wat ik zeggen moet...maar ik wil je mooie paasdagen wensen.
Take care
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley