Semana Santa
Door: Niek de Goeij
Blijf op de hoogte en volg Niek
17 April 2004 | Honduras, San Pedro Sula
Hola Tod@s!
het is weer even geleden dat ik voor het laatst van me deed horen. Dat klopt! Het was hier Paasvakantie en we vierden met zijn allen weer en masse de kruisiging van Jezus. Waar in Europa Pasen met name gevierd wordt rondom de wederopstanding van Jezus, richt men zich hier veel meer op de kruisiging en is Goede Vrijdag het hoogtepunt van alle festiviteiten. Dus de hele week voor Goede Vrijdag, tot en met Paasmaandag, neemt de Hondureen het er van. Het is de enige echte vakantie die hier gevierd wordt buiten een paar kerstdagen om.
In San Pedro Sula lijkt dit ook maar goed te zijn. Ik meen dat de reisgids Rough Guide Central America San Pedro Sula omschrijft als unpleasantly hot. Van 2002 herinner ik me nog dat de hitte me in deze tijd van het jaar op een bepaald moment onpasselijk maakte, ondraaglijk haast. Onplezierig heet bleek een understatement. Ook herinner ik me nog dat kapitaalkrachtiger Amerikanen hun huis uit vluchtten om een weekend in de airconditioning van een duur hotel door te brengen omdat de hitte gekmakend was. Toen uiteindelijk na 6 weken temperaturen tussen de 38 en 44 graden de eerste regen kwam stonden de gringo’s en ik in de straat een euforische regendans te doen. Maar dit jaar zijn we erg gelukkig geweest. Tot aan Semana Santa, de naam gebruikt voor de paasweek, was het weer koel en regenachtig. Temperaturen lager dan 30 graden zijn een zegen hier en ik heb er van genoten.
Ik had gepland om met Abigail een trip te maken naar Belize, het enige land dicht bij Honduras dat ik nog niet bezocht had en dus togen we vrijdagmiddag begin april naar een busstation om de lange maar goedkope reis per chickenbus (in plaats van de snelle, dure per vliegtuig) te aanvaarden. Het mooie van de planning was dat mijn toeristenvisum in Honduras op 3 april afliep en ik dan zou moeten betalen voor een verlenging en het idee was om het land uit te zijn voor die datum, zodat dat geld uitgegeven kon worden aan belangrijker zaken zoals een biertje in mijn Paasvakantie. De afstand tot de grens met Guatemala van San Pedro Sula af is misschien 100 kilometer en de trip lijkt gemakkelijk, maar niets is minder waar. Er zijn maar 3 grensovergangen tussen Honduras en Guatemala en we wilden de meest noordelijke nemen, die langs de Caribische kust naar Puerto Barrios, de belangrijkste haven in dit deel van Guatemala. Na een uurtje in een snel minibusje van San Pedro Sula naar de kust kwam de echte challenge: 50 kilometer in een kippenbus over een blubberweg. Een trip die 3 uur duurt en die je rug breekt vanwege al de gaten in de weg. Alles bij elkaar waren we na 6 uur reizen over die 100 kilometer om een uur of 5 de grens over en met een gloednieuw stempel in mijn paspoort was ik legaal in Guatemala.
Die nacht sliepen we in een hotelletje waar ik in 2002 ook al met Daan had geslapen alleen was alles nu net iets netter opgeknapt en geverfd. Puerto Barrios was bij daglicht met een zonnetje helemaal niet verkeerd en met een “Gallo” in de hand, dat is de Heineken van Guatemala en beduidend beter dan de toch niet vrolijkmakende Salva Vida’s van Honduras, werd het steeds mooier. De volgende ochtend stond de tocht met de “lancha”, een motorboot naar Punta Gorda in het zuiden van Belize op het program. Die tocht zou een uur moeten duren, maar de jongeman die als enige taak had ervoor te zorgen dat de drie buitenboordmotoren van de lancha een uur per dag alledrie ook werken verzaakte en we moesten verder met een boot die “slechts” 500 paardenkrachten had. Het resultaat was dat we 2 uur vertraagd in Punta Gorda aankwamen waar de enige bus naar onze eindbestemming qua wachten inmiddels de pijp aan Maarten had gegeven en vertrokken was. Het was voor ons dus ofwel een nacht in bepaald niet aantrekkelijk Punta Gorda verblijven ofwel een vliegtuig te nemen naar Placencia, onze eindbestemming.
Nu is vliegen hier allemaal zo raar niet: als Cesna vermomde bromvliegen vliegen door de hele regio en voor 34 dollar konden we instappen om naar Placencia gevlogen te worden, in 20 minuten in plaats van de 6 uur bussen en varen die er anders voor staat. De vlucht was interessant, helemaal doordat de boordcomputer waar je op uitkijkt alleen maar als informatie gaf: “Expired 9-1999”, wat me niet echt gerust stelde. De piloot zette ons echter keurig neer na een prachtige vlucht over alle koraal en te voet met grote rugtassen togen we naar de “stadskern” Placencia.
Placencia bevindt zich op een smal schiereiland dat parallel loopt aan de oostkust van Belize. Het is een smalle strook zand van op sommige plaatsen maar 100 meter breed waar je dan een de ene kant een schandalig blauwe zee met wit strand ziet en aan de andere kant een vruchtbare lagune waar het vol moet zitten met “manatees”, zogenaamde zeekoeien. Orkaan Mitch, banaal vaak “Mitch the Bitch” genoemd, heeft hier in 1998 stevig huis gehouden en de kracht ervan is nog steeds te zien. Huizen op palen die scheef staan, bijna geen hoge palmbomen en weggeslagen steigers en dergelijke in het water. Ik zou niet graag in Placencia hebben gezeten destijds. Maar eerlijk is eerlijk: Belize is een relatief rijk land in de regio en heeft met de paar honderdduizend inwoners die ze hebben relatief een erg groot deel van de hulp gekregen om de schade te repareren en met de rijke expat Amerikanen die in Placencia wonen hoeven we ook niet perse eindeloos medelijden te hebben. Alle huizen zijn herbouwd, verstevigd en er wordt volop gewerkt aan verbeteringen om bij de volgende onvermijdelijke orkaan de zaken beter te weerstaan.
De rijke buitenlanders en relatieve welvaart in Belize heeft als gevolg dat de prijzen voor zaken en diensten beduidend hoger liggen dan die in Honduras. Ikzelf leg hier aan de meiden uit dat verblijven in Placencia betekent dat je zelfs voor het laten van een scheet een dollar afrekent. We hadden ons voorgenomen om zo goedkoop mogelijk op vakantie te gaan met onze weinige geld, maar dat was in Belize onmogelijk. Eten voor minder dan 10 dollar kon haast niet en bij de enige twee winkels die er waren kostte een ei 50 dollarcent, een Belikin, werkelijk waar geweldig nationaal bier en een reden op zich om hier op bezoek te gaan, kostte op zijn minst anderhalve dollar. Zelfs zelf koken was niet echt een goedkope optie.
We brachten onze dagen aan het strand door, een prachtig strand met een heerlijke watertemperatuur. Alleen de rottende planten op de bodem geven een putlucht af zodat je bij elke plons het idee hebt een oerhollandse riolering in te springen. De geur is in schril contrast met de kleur van het water en de rest van de omgeving. De bevolking van Placencia is een mix van Garifuna, vrijgelaten slaven die van de Britten de Spanjaarden moesten gaan treiteren, en wiet rokende Amerikanen, losgeslagen hippies die hier decennia geleden een goede plek vonden om ongelimiteerd wiet te roken. Over het algemeen was de sfeer erg relaxed en de stilte was vaak oorverdovend in vergelijking met de dagelijkse herrie van San Pedro Sula.
Na drie dagen moesten we voor onszelf bekennen dat zelfs bijna niets doen gewoon te duur was en we vertrokken dinsdagochtend met “Golf Cruza” per boot van Placencia direct naar Puerto Cortes in Honduras. Dat is een boottocht van drie uur met 750 paardenkrachten aan buitenboordmotoren. Eerst gingen we een uur tussen het vasteland van Belize en het barriererif door; een verschrikkelijk mooi gebied waar je elk ogenblik het water in wil om te gaan zwemmen naar de kleine koraaleilandjes met palmstrandjes. Na dat uur waren we uit het rifgebied en buiten de zogenaamde Caribische muur: na het rif gaat de zeebodem steil naar beneden tot naar men zegt zo’n 70.000 voet diep, hoewel ik dat bijna ongeloofwaardig vond. Het is dan in ieder geval ineens een boel zee met nog meer hoge golven en ik moest met sterk concentreren om niet te braken van zeeziekte. Halverwege hoorden we ineens een keiharde knal en toen ik omkeek zag ik iets wegvliegen over het water dat op wrakhout leek. De kapitein echter vertelde dat we zojuist met onze 3 keer 250 pk aan buitenboordmotor een walvishaai vermoord hadden. “Roadkill” op het water. Erg zonde van zo’n dier prachtig groot dier, maar nauwelijks te voorzien. Tegen de tijd dat we de haven van Puerto Cortes binnen kwamen en ik met een “thuiskomgevoel” de bergachtige kust van Honduras aanschouwde werden we nog kortstondig begeleid door dolfijnen.
Toen was het dus pas dinsdag en de vakantie duurde nog 5 dagen langer en we moesten iets bedenken om de hitte van San Pedro Sula te ontvluchtten. Aangekomen in die stad namelijk waren de koele temperaturen van een week eerder erg gestegen en het was gemakkelijk 40+ graden. De psycholoog waarmee ik hier werk vertelde me dat hij bij zijn praktijk buiten 51 graden Celsius had gemeten. Heel San Pedro Sula verplaatst zich naar de kust en waarom wij dan dus niet tenslotte. Besloten werd op pad te gaan naar Trujillo, de eerste plaats waar Columbus voet aan wal zette op Hondurese bodem, volgens overlevering onder de woorden:”Eindelijk verlaten wij deze afschuwelijke diepten”, doelende op die golven die mij eerder ook behoorlijk misselijk maakten. Ik bevind mij met Columbus qua misselijkheid dus in goed gezelschap. Die “diepten” overigens zijn wel naamgever van het land geworden, want in het Spaans vertaald komt dat neer op: Honduras.
Trujillo zit ook weer vol met vrijgelaten slaven die zich over de hele Caribische kust hebben verspreid. Een mooi klein stadje met prachtige stranden en veel vis en verschrikkelijk vriendelijke mensen. Daar hebben we tenslotte nog drie dagen (min 2 keer 6 uur in de bus erheen en terugreizen) doorgebracht en aan het strand gezeten in rieten tentjes, lurkend aan een welverdiend biertje nadat ik al snorkelend een aantal krabben en caracollen (onderwaterslakken) ernstig had geklierd. Trujillo is met stip gestegen naar een van mijn favoriete kustplaatsen in Honduras: prachtige natuur, stranden, zee, mensen en veel vis om te eten.
Afgelopen zaterdagmiddag zijn we teruggegaan naar San Pedro Sula om nog wat dagen met de meiden in Our Little Roses door te kunnen brengen. In de bus met een krantje op schoot kwam de wrange realiteit van Honduras weer op ons af. De Human Development Index 2003 geeft aan dat in Honduras 1,6 miljoen mensen beneden de armoedegrens van een dollar per dag leeft. Diezelfde 1,6 miljoen, een op de vier Hondurenen, heeft een gemiddelde levensverwachting van 40 jaar, de helft van een Nederlander. Terwijl dit nieuws bekend wordt heeft de onvolprezen Ricardo Maduro, president van Honduras, bij de VN een resolutie op tafel gelegd om de algemene mensenrechtenschendindingen aan de kaak te stellen. De ene helft van de Hondurenen boeit het niet en de andere helft schaamt zich dood dat hun president het schoothondje van Bush speelt en is er zeker van dat dit in opdracht van de VS gedaan is. (Maduro bevindt zich dan verder in goed gezelschap met Balkenende, die nou ook niet echt uitblinkt in het overkomen als een man met een mening als hij Bush tegenkomt.)
Kritische schrijvers, helaas veel te dun gezaaid in de Hondurese pers (wat logisch is als je je bedenkt dat de huidige president grootaandeelhouder is van de grootste nationale krant en naar men zegt is dat een aandeel dat hij gekocht heeft van het geld dat hij gestolen heeft van de Hondurese Centrale Bank toen hij daar president-directeur was) stellen de vraag waarom Cuba te veroordelen zonder vragen te stellen aan de VS over de zeshonderd vermeende terroristen die zonder advocaat, aanklacht of anderszins “rechten” in Guantanamo Bay op Cuba (maar dan onder Amerikaanse vlag) zitten. Tenslotte heeft de vriendin van diezelfde huidige president, een hooggeblondeerde Spaanse dame (die helicoptervluchtjes bij de staat blijft declareren om arme kindjes met veel bombarie een kneepje in de wang te gaan geven) met veel geld van gerenommeerde internationale ontwikkelingsorganisaties een project voor straatkinderen opgezet, zeg maar het menselijke gezicht van deze overheid. In een ambitieus plan werden zo’n 500 straatkinderen letterlijk van de straat geplukt en in het project gezet en oh oh wat een verrassing, een maand of drie later waren er al weer 450 ontsnapt. Perperduur maar nagenoeg leeg project dus. Ze betalen er wel hele degelijke salarissen en een dame die eerst hier in Our Little Roses werkte is nu daar gaan werken onder het motto van “twee keer zoveel geld voor half het werk”. Dat kan ik haar nauwelijks kwalijk nemen.
Om mee af te sluiten kom ik net terug van een huldiging van Patricia. Patricia, 15 jaar oud en dochter van een Hondurese dame die haar man, de vader van Patricia dus, heeft vermoord en daarvoor een tijd in de gevangenis zit. Patricia heeft een tijd lang bij haar in die gevangenis gezeten bij gebrek aan alternatieve opvang. Patricia woont ruim 4 jaar in Our Little Roses en werd vandaag gehuldigd door FESITRANH, de verzamelde vakbonden van Honduras, omdat ze afgelopen jaar de beste student van haar school was met een gemiddelde score op alles van 95%. Ik mocht daarbij zijn op uitnodiging van Patricia als haar verzorger en ik was werkelijk waar apetrots op haar. Er waren zonder gekheid tenminste 6 cameraploegen en nog eens tien voor de schrijvende, sprekende en fotograferende pers werkende journalisten en ze stond haar mannetje kranig. Dat zijn kortom dus prachtige gebeurtenissen hier.
Ik hoop dat inmiddels in Nederland alles goed gaat, ik ben benieuwd hoe het er met iedereen voor staat. Mijn ouders liggen nu in Washington in een bedje te slapen en staan morgenvroeg op om het vliegtuig naar San Pedro Sula te nemen om 2 weken bij me op bezoek te komen, ook mooi. Tot schrijfs, hoors etc.
Groeten vanuit mooi San Pedro Sula,
Niek
P.S.: Filip en Sjoerd: gefeliciteerd :-)
het is weer even geleden dat ik voor het laatst van me deed horen. Dat klopt! Het was hier Paasvakantie en we vierden met zijn allen weer en masse de kruisiging van Jezus. Waar in Europa Pasen met name gevierd wordt rondom de wederopstanding van Jezus, richt men zich hier veel meer op de kruisiging en is Goede Vrijdag het hoogtepunt van alle festiviteiten. Dus de hele week voor Goede Vrijdag, tot en met Paasmaandag, neemt de Hondureen het er van. Het is de enige echte vakantie die hier gevierd wordt buiten een paar kerstdagen om.
In San Pedro Sula lijkt dit ook maar goed te zijn. Ik meen dat de reisgids Rough Guide Central America San Pedro Sula omschrijft als unpleasantly hot. Van 2002 herinner ik me nog dat de hitte me in deze tijd van het jaar op een bepaald moment onpasselijk maakte, ondraaglijk haast. Onplezierig heet bleek een understatement. Ook herinner ik me nog dat kapitaalkrachtiger Amerikanen hun huis uit vluchtten om een weekend in de airconditioning van een duur hotel door te brengen omdat de hitte gekmakend was. Toen uiteindelijk na 6 weken temperaturen tussen de 38 en 44 graden de eerste regen kwam stonden de gringo’s en ik in de straat een euforische regendans te doen. Maar dit jaar zijn we erg gelukkig geweest. Tot aan Semana Santa, de naam gebruikt voor de paasweek, was het weer koel en regenachtig. Temperaturen lager dan 30 graden zijn een zegen hier en ik heb er van genoten.
Ik had gepland om met Abigail een trip te maken naar Belize, het enige land dicht bij Honduras dat ik nog niet bezocht had en dus togen we vrijdagmiddag begin april naar een busstation om de lange maar goedkope reis per chickenbus (in plaats van de snelle, dure per vliegtuig) te aanvaarden. Het mooie van de planning was dat mijn toeristenvisum in Honduras op 3 april afliep en ik dan zou moeten betalen voor een verlenging en het idee was om het land uit te zijn voor die datum, zodat dat geld uitgegeven kon worden aan belangrijker zaken zoals een biertje in mijn Paasvakantie. De afstand tot de grens met Guatemala van San Pedro Sula af is misschien 100 kilometer en de trip lijkt gemakkelijk, maar niets is minder waar. Er zijn maar 3 grensovergangen tussen Honduras en Guatemala en we wilden de meest noordelijke nemen, die langs de Caribische kust naar Puerto Barrios, de belangrijkste haven in dit deel van Guatemala. Na een uurtje in een snel minibusje van San Pedro Sula naar de kust kwam de echte challenge: 50 kilometer in een kippenbus over een blubberweg. Een trip die 3 uur duurt en die je rug breekt vanwege al de gaten in de weg. Alles bij elkaar waren we na 6 uur reizen over die 100 kilometer om een uur of 5 de grens over en met een gloednieuw stempel in mijn paspoort was ik legaal in Guatemala.
Die nacht sliepen we in een hotelletje waar ik in 2002 ook al met Daan had geslapen alleen was alles nu net iets netter opgeknapt en geverfd. Puerto Barrios was bij daglicht met een zonnetje helemaal niet verkeerd en met een “Gallo” in de hand, dat is de Heineken van Guatemala en beduidend beter dan de toch niet vrolijkmakende Salva Vida’s van Honduras, werd het steeds mooier. De volgende ochtend stond de tocht met de “lancha”, een motorboot naar Punta Gorda in het zuiden van Belize op het program. Die tocht zou een uur moeten duren, maar de jongeman die als enige taak had ervoor te zorgen dat de drie buitenboordmotoren van de lancha een uur per dag alledrie ook werken verzaakte en we moesten verder met een boot die “slechts” 500 paardenkrachten had. Het resultaat was dat we 2 uur vertraagd in Punta Gorda aankwamen waar de enige bus naar onze eindbestemming qua wachten inmiddels de pijp aan Maarten had gegeven en vertrokken was. Het was voor ons dus ofwel een nacht in bepaald niet aantrekkelijk Punta Gorda verblijven ofwel een vliegtuig te nemen naar Placencia, onze eindbestemming.
Nu is vliegen hier allemaal zo raar niet: als Cesna vermomde bromvliegen vliegen door de hele regio en voor 34 dollar konden we instappen om naar Placencia gevlogen te worden, in 20 minuten in plaats van de 6 uur bussen en varen die er anders voor staat. De vlucht was interessant, helemaal doordat de boordcomputer waar je op uitkijkt alleen maar als informatie gaf: “Expired 9-1999”, wat me niet echt gerust stelde. De piloot zette ons echter keurig neer na een prachtige vlucht over alle koraal en te voet met grote rugtassen togen we naar de “stadskern” Placencia.
Placencia bevindt zich op een smal schiereiland dat parallel loopt aan de oostkust van Belize. Het is een smalle strook zand van op sommige plaatsen maar 100 meter breed waar je dan een de ene kant een schandalig blauwe zee met wit strand ziet en aan de andere kant een vruchtbare lagune waar het vol moet zitten met “manatees”, zogenaamde zeekoeien. Orkaan Mitch, banaal vaak “Mitch the Bitch” genoemd, heeft hier in 1998 stevig huis gehouden en de kracht ervan is nog steeds te zien. Huizen op palen die scheef staan, bijna geen hoge palmbomen en weggeslagen steigers en dergelijke in het water. Ik zou niet graag in Placencia hebben gezeten destijds. Maar eerlijk is eerlijk: Belize is een relatief rijk land in de regio en heeft met de paar honderdduizend inwoners die ze hebben relatief een erg groot deel van de hulp gekregen om de schade te repareren en met de rijke expat Amerikanen die in Placencia wonen hoeven we ook niet perse eindeloos medelijden te hebben. Alle huizen zijn herbouwd, verstevigd en er wordt volop gewerkt aan verbeteringen om bij de volgende onvermijdelijke orkaan de zaken beter te weerstaan.
De rijke buitenlanders en relatieve welvaart in Belize heeft als gevolg dat de prijzen voor zaken en diensten beduidend hoger liggen dan die in Honduras. Ikzelf leg hier aan de meiden uit dat verblijven in Placencia betekent dat je zelfs voor het laten van een scheet een dollar afrekent. We hadden ons voorgenomen om zo goedkoop mogelijk op vakantie te gaan met onze weinige geld, maar dat was in Belize onmogelijk. Eten voor minder dan 10 dollar kon haast niet en bij de enige twee winkels die er waren kostte een ei 50 dollarcent, een Belikin, werkelijk waar geweldig nationaal bier en een reden op zich om hier op bezoek te gaan, kostte op zijn minst anderhalve dollar. Zelfs zelf koken was niet echt een goedkope optie.
We brachten onze dagen aan het strand door, een prachtig strand met een heerlijke watertemperatuur. Alleen de rottende planten op de bodem geven een putlucht af zodat je bij elke plons het idee hebt een oerhollandse riolering in te springen. De geur is in schril contrast met de kleur van het water en de rest van de omgeving. De bevolking van Placencia is een mix van Garifuna, vrijgelaten slaven die van de Britten de Spanjaarden moesten gaan treiteren, en wiet rokende Amerikanen, losgeslagen hippies die hier decennia geleden een goede plek vonden om ongelimiteerd wiet te roken. Over het algemeen was de sfeer erg relaxed en de stilte was vaak oorverdovend in vergelijking met de dagelijkse herrie van San Pedro Sula.
Na drie dagen moesten we voor onszelf bekennen dat zelfs bijna niets doen gewoon te duur was en we vertrokken dinsdagochtend met “Golf Cruza” per boot van Placencia direct naar Puerto Cortes in Honduras. Dat is een boottocht van drie uur met 750 paardenkrachten aan buitenboordmotoren. Eerst gingen we een uur tussen het vasteland van Belize en het barriererif door; een verschrikkelijk mooi gebied waar je elk ogenblik het water in wil om te gaan zwemmen naar de kleine koraaleilandjes met palmstrandjes. Na dat uur waren we uit het rifgebied en buiten de zogenaamde Caribische muur: na het rif gaat de zeebodem steil naar beneden tot naar men zegt zo’n 70.000 voet diep, hoewel ik dat bijna ongeloofwaardig vond. Het is dan in ieder geval ineens een boel zee met nog meer hoge golven en ik moest met sterk concentreren om niet te braken van zeeziekte. Halverwege hoorden we ineens een keiharde knal en toen ik omkeek zag ik iets wegvliegen over het water dat op wrakhout leek. De kapitein echter vertelde dat we zojuist met onze 3 keer 250 pk aan buitenboordmotor een walvishaai vermoord hadden. “Roadkill” op het water. Erg zonde van zo’n dier prachtig groot dier, maar nauwelijks te voorzien. Tegen de tijd dat we de haven van Puerto Cortes binnen kwamen en ik met een “thuiskomgevoel” de bergachtige kust van Honduras aanschouwde werden we nog kortstondig begeleid door dolfijnen.
Toen was het dus pas dinsdag en de vakantie duurde nog 5 dagen langer en we moesten iets bedenken om de hitte van San Pedro Sula te ontvluchtten. Aangekomen in die stad namelijk waren de koele temperaturen van een week eerder erg gestegen en het was gemakkelijk 40+ graden. De psycholoog waarmee ik hier werk vertelde me dat hij bij zijn praktijk buiten 51 graden Celsius had gemeten. Heel San Pedro Sula verplaatst zich naar de kust en waarom wij dan dus niet tenslotte. Besloten werd op pad te gaan naar Trujillo, de eerste plaats waar Columbus voet aan wal zette op Hondurese bodem, volgens overlevering onder de woorden:”Eindelijk verlaten wij deze afschuwelijke diepten”, doelende op die golven die mij eerder ook behoorlijk misselijk maakten. Ik bevind mij met Columbus qua misselijkheid dus in goed gezelschap. Die “diepten” overigens zijn wel naamgever van het land geworden, want in het Spaans vertaald komt dat neer op: Honduras.
Trujillo zit ook weer vol met vrijgelaten slaven die zich over de hele Caribische kust hebben verspreid. Een mooi klein stadje met prachtige stranden en veel vis en verschrikkelijk vriendelijke mensen. Daar hebben we tenslotte nog drie dagen (min 2 keer 6 uur in de bus erheen en terugreizen) doorgebracht en aan het strand gezeten in rieten tentjes, lurkend aan een welverdiend biertje nadat ik al snorkelend een aantal krabben en caracollen (onderwaterslakken) ernstig had geklierd. Trujillo is met stip gestegen naar een van mijn favoriete kustplaatsen in Honduras: prachtige natuur, stranden, zee, mensen en veel vis om te eten.
Afgelopen zaterdagmiddag zijn we teruggegaan naar San Pedro Sula om nog wat dagen met de meiden in Our Little Roses door te kunnen brengen. In de bus met een krantje op schoot kwam de wrange realiteit van Honduras weer op ons af. De Human Development Index 2003 geeft aan dat in Honduras 1,6 miljoen mensen beneden de armoedegrens van een dollar per dag leeft. Diezelfde 1,6 miljoen, een op de vier Hondurenen, heeft een gemiddelde levensverwachting van 40 jaar, de helft van een Nederlander. Terwijl dit nieuws bekend wordt heeft de onvolprezen Ricardo Maduro, president van Honduras, bij de VN een resolutie op tafel gelegd om de algemene mensenrechtenschendindingen aan de kaak te stellen. De ene helft van de Hondurenen boeit het niet en de andere helft schaamt zich dood dat hun president het schoothondje van Bush speelt en is er zeker van dat dit in opdracht van de VS gedaan is. (Maduro bevindt zich dan verder in goed gezelschap met Balkenende, die nou ook niet echt uitblinkt in het overkomen als een man met een mening als hij Bush tegenkomt.)
Kritische schrijvers, helaas veel te dun gezaaid in de Hondurese pers (wat logisch is als je je bedenkt dat de huidige president grootaandeelhouder is van de grootste nationale krant en naar men zegt is dat een aandeel dat hij gekocht heeft van het geld dat hij gestolen heeft van de Hondurese Centrale Bank toen hij daar president-directeur was) stellen de vraag waarom Cuba te veroordelen zonder vragen te stellen aan de VS over de zeshonderd vermeende terroristen die zonder advocaat, aanklacht of anderszins “rechten” in Guantanamo Bay op Cuba (maar dan onder Amerikaanse vlag) zitten. Tenslotte heeft de vriendin van diezelfde huidige president, een hooggeblondeerde Spaanse dame (die helicoptervluchtjes bij de staat blijft declareren om arme kindjes met veel bombarie een kneepje in de wang te gaan geven) met veel geld van gerenommeerde internationale ontwikkelingsorganisaties een project voor straatkinderen opgezet, zeg maar het menselijke gezicht van deze overheid. In een ambitieus plan werden zo’n 500 straatkinderen letterlijk van de straat geplukt en in het project gezet en oh oh wat een verrassing, een maand of drie later waren er al weer 450 ontsnapt. Perperduur maar nagenoeg leeg project dus. Ze betalen er wel hele degelijke salarissen en een dame die eerst hier in Our Little Roses werkte is nu daar gaan werken onder het motto van “twee keer zoveel geld voor half het werk”. Dat kan ik haar nauwelijks kwalijk nemen.
Om mee af te sluiten kom ik net terug van een huldiging van Patricia. Patricia, 15 jaar oud en dochter van een Hondurese dame die haar man, de vader van Patricia dus, heeft vermoord en daarvoor een tijd in de gevangenis zit. Patricia heeft een tijd lang bij haar in die gevangenis gezeten bij gebrek aan alternatieve opvang. Patricia woont ruim 4 jaar in Our Little Roses en werd vandaag gehuldigd door FESITRANH, de verzamelde vakbonden van Honduras, omdat ze afgelopen jaar de beste student van haar school was met een gemiddelde score op alles van 95%. Ik mocht daarbij zijn op uitnodiging van Patricia als haar verzorger en ik was werkelijk waar apetrots op haar. Er waren zonder gekheid tenminste 6 cameraploegen en nog eens tien voor de schrijvende, sprekende en fotograferende pers werkende journalisten en ze stond haar mannetje kranig. Dat zijn kortom dus prachtige gebeurtenissen hier.
Ik hoop dat inmiddels in Nederland alles goed gaat, ik ben benieuwd hoe het er met iedereen voor staat. Mijn ouders liggen nu in Washington in een bedje te slapen en staan morgenvroeg op om het vliegtuig naar San Pedro Sula te nemen om 2 weken bij me op bezoek te komen, ook mooi. Tot schrijfs, hoors etc.
Groeten vanuit mooi San Pedro Sula,
Niek
P.S.: Filip en Sjoerd: gefeliciteerd :-)
-
17 April 2004 - 07:31
Jeanny:
mooi verhaal weer
ik wens je overal geluk mee en veel plezier met je ouders
lieve groetjes -
17 April 2004 - 18:06
BART:
Hee gozer,
Inderdaad een mooi verhaal. Blij dat je toch nog een vakantie hebt weten te genieten. Houd je hoofd koel en pas goed op Pa en Ma, hè?
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley